Bevlogen mensen halen voldoening uit hun werk, zijn betrokken en voelen zich energiek, vitaal en trots. Daarnaast blijkt dat bevlogenheid mensen productiever en innovatiever maakt. Maar hoe blijf je gefocust? En welk ritme past daar bij? Paralympisch-atleet Sander Koomen deelt in deze blog een aantal van zijn ervaringen. Over de drang om te presteren en jezelf willen bewijzen, tot het uiterste willen gaan. Maar ook over duurzaam presteren, door niet iedere dag op je tenen te lopen maar te investeren in een ritme voor de lange termijn. Focussen op het doel waar je met elkaar naartoe werkt.
Over Sander:
Sander Koomen (42) heeft het syndroom van Usher. Hierdoor is hij visueel en auditief beperkt. Uiteindelijk leidt deze ziekte tot doof- en blindheid. Sander weigert echter om zielig in een hoekje te gaan zitten. Zijn doel: deelname aan de Paralymische Spelen van 2024 in Parijs. Hij is gestart als roeier maar heeft zijn echte passie gevonden in de triatlon. Recent nog won hij het Open NK ParaTriatlon in zijn klasse. Ook heeft hij voor deze discipline inmiddels een NOC*NSF selectiestatus en behoort daarmee tot officieel tot TeamNL. Dit komt mede door zijn bevlogenheid, ijzeren discipline en incasseringsvermogen. Naast zelf sporten is Sander ook bevlogen om anderen met een beperking te laten sporten. Zijn stichting Enjoinsport wil dan ook niet alleen zijn Olympische droom aanjagen, maar ook anderen stimuleren om in beweging te komen.
Voordat deze Paralympische droom in beeld kwam moest er het een en ander gebeuren. Het leven met een beperking was mij niet in de koude kleren gaan zitten. Ik was er inmiddels erg goed in geworden om voor de buitenwereld te verbloemen hoe hard vooral mijn zicht achteruit ging. Zelf kroop ik wel steeds meer in het hoekje van de bank. Niet alleen hoorde en zag ik minder, ik maakte ook mijn wereld steeds kleiner. Ik liep constant op mijn tenen.
Op mijn werk functioneerde ik niet meer en kwam ik in de ziektewet. Ook raakte ik in isolement. Mijn toenmalige partner schudde mij wakker, dit kon zo niet langer. Ik kwam er niet meer zelf uit en had professionele hulp nodig.
Ik kwam terecht bij Koninklijke Visio, expertisecentrum voor mensen met een visuele beperking, om te leren leven met de beperkingen die Usher met zich mee brengt. In dit traject, waarbij ik een jaar lang intern revalideerde, heb ik geleerd om vooral te kijken naar de dingen die je wel kunt! Dit geeft een veel positiever gevoel en is gericht op kansen. Kansen zijn er immers altijd en overal. Na een intensief traject van revalideren, leren lopen met een hulphond en geleidestok, kon ik mijn nieuwe leven weer betekenis geven.
Voor mij betekende dit weer naar buiten en stapje voor stapje ontdekken wat er lukt. Stapje voor stapje, want ik moest ook nog wennen de reacties op mijn omgeving. Ik wil zeker niet “die zielige blinde” zijn en laten zien wat er allemaal kan. In de zoektocht naar een nieuwe sport-uitdaging zag ik de campagne van het NOC*NSF over hun zoektocht naar Paralympisch talent. Hier lag een mooie kans om te zien wat sporten met een beperking betekent en waar ik mij goed bij voelde. Op naar Papendal, het huis van de Nederlandse topsport!
Deze bijzondere testdag straalde een en al positiviteit uit. Zoveel jongeren (en ook iets ouderen) wilden hier laten zien dat ze meer zijn dan hun beperking. Dit gaf mij zo’n boost dat ik erg geïnspireerd raakte om datzelfde ook te laten zien. Daarbij kreeg ik in ieder geval een mooie kans om een aantal sporten te ontdekken.
Na deze mooie dag op Papendal kreeg ik uitnodigingen van de roeibond en de triatlonbond. Ook wielrennen ging mij goed af, maar op basis van mijn leeftijd kreeg ik hiervoor geen uitnodiging. Uiteindelijk voeld ik mij het beste bij de triatlon. Doordat ik eigenlijk altijd wel gesport heb ging het lopen mij het best af. Met zwemmen had ik nog veel te leren en door mijn visuele beperking was ik ook niet gewend om hard te fietsen, alhoewel uit de fietstests bleek dat ik daar wel goede benen voor heb. Al met al wilde ik mij juist in de looptrainingen extra bewijzen. Het ging immers om een selectiestatus daarmee mijn paralympische droom.
Als nieuwkomer in de groep para-atleten bij de NTB voelde ik mij meteen thuis. Samen met de andere atleten en deskundige coaches en trainers werken aan de paralympische droom van Parijs 2024. Hier wilde ik bij horen en vooral laten zien wat ik allemaal kan. Hierdoor ging ik iedere training volle bak. Echter, in plaats van de waardering en complimenten die ik voor ogen had kreeg ik juist kritiek.
Wat er gebeurde was het volgende: Ik vind het heerlijk om mijn hardloopschoenen aan te trekken en na 45 minuten helemaal gesloopt weer de achtertuin in te lopen. Uitgeput, maar voldaan stap ik dan onder de welverdiende douche. Ik heb dan immers hard getraind. ‘Piep,piep’ een berichtje van mijn coach. “De opdracht was om in hartslagzone 1-2 te trainen. Waarom ben je zo hard gegaan?” Weg goede gevoel. Ik begreep er niets van. Wat deed ik hier nog niet goed? Ik wilde juist laten zien wat ik in mijn mars had,… trainen in een hartslagzone onder mijn max paste daar voor mijn gevoel totaal niet bij. Ik wilde los!
De route die nodig is om de missie van dit team te behalen was voor mij dus nog niet helemaal duidelijk. Samen met de trainers en coaches moesten we uitzoeken wat mijn rol is, hoe de verwachtingen liggen en wat ik nodig heb om gefocust te blijven. Ik heb hier geleerd om verder te kijken dan de volgende training of de volgende wedstrijd. Maar wat wellicht nog belangrijker is, ik leerde om te luisteren naar mijzelf en mijn lichaam zonder last te hebben van de “verwachtingen” van de omgeving.
Iedereen kent goede en minder goede dagen. Op goede dagen lijkt het alsof het werk of een training zonder inspanning gedaan wordt. Het levert dan zelfs een gevoel van energie op! We kennen echter allemaal ook dagen waarop je iets minder goed in je vel zit. Dagen waarop alles moeite kost. Het is niet realistisch om op deze dagen dezelfde resultaten te verwachten. Om deze goede en minder goede dagen te herkennen werken we met de ‘rate of perceived excertion’ (RPE). In het Nederlands noemen we dit de EMI, de ervaren mate van inspanning. Deze subjectieve beoordeling van hoeveel moeite een fysieke of mentale inspanning je kost geeft veel informatie. Deze informatie wordt door zowel de trainers als de atleten gebruikt om een trainingsplan te maken of af te stemmen.
Zelf ervaar ik dat het werken met dit getal de betrokkenheid tussen trainer en atleet vergroot omdat we het gesprek hierover steeds aangaan. Niet alleen helpt dit mij om na een training aan te geven hoe zwaar de belasting voor mij was, het helpt mij ook om voor een inspanning al aan te geven hoe ik mij deze dag voel. Door deze wisselwerking is het contact en de afstemming tussen mij en de coaches duidelijk gegroeid. Ik word gekend in de behoefte om gezien te worden en de input die ik lever is van groot belang om op de lange termijn duurzaam tot presteren te komen. Ik weet nu beter wat er nodig is om in 2024 in Parijs topfit aan de start te staan. Daar hoef ik echt niet iedere training de beste, de snelste, de sterkste te zijn. Alle trainingen komen in het teken te staan van de langere termijn. Een route naar succes in de toekomst. Momenteel lukt het mij nu ook om hier de voldoening uit te halen, nu ik weet wat de betekenis van deze training is.
Wat mij bovenal helpt om met plezier dit ritme aan te houden is het gevoel dat er naar mij geluisterd wordt. Die lekkere, zware trainingen waarbij ik helemaal los mag gaan zijn erg belangrijk voor mijn zelfvertrouwen en welbevinden. In de gesprekken met trainers en coaches zijn we dan ook op zoek gegaan naar een manier om dit in te passen in het trainingsplan. Uiteindelijk zijn we op een mooi ritme uitgekomen waarin ik wekelijks een training maximaal op snelheid mag trainen. Het gevoel dat ik hieraan over hou draagt bij aan mijn verdere ontwikkeling als para-atleet, ik ben immers meer in balans.
Een recent voorbeeld is de wedstrijd die ik op 20 september mocht doen. De NTB organiseerde in Sittard een alternatief Open NK para-triatlon, ongeveer de enige wedstrijd van dit bijzondere jaar. Maar wel een mooi meetmoment om te kijken hoe ik mij ontwikkeld heb. Een blessure aan mijn achillespees dreigde roet in het eten te gooien. Voorheen had ik mij stil gehouden en de verwachtingen van anderen waar willen maken, ik wil immers niemand teleurstellen. Maar door het sterk verbeterde contact met het begeleidingsteam lukt het mij nu om dit vroegtijdig bespreekbaar te maken en samen tot een plan te komen. Net als met de RPE ben ik zelf degene die uiteindelijk aangeeft wat er wel en niet kan, maar door de afstemming ligt er wel een kader. Daardoor weet ik ook dat ik nu keuzes te maken die goed zijn op de lange termijn en zich niet louter richten op resultaat op de korte termijn.
De bevlogenheid wordt op deze manier eigenlijk alleen maar groter. Ik heb door de afstemming met het begeleidingsteam steeds de juiste focus. Doordat we dit helder hebben, werken we beter samen en is de sfeer nog beter. Ik ben gevoelig voor positieve feedback en door te laten weten hoe het met mij gaat stellen we gezamenlijk de verwachtingen bij waardoor dit vaker lukt. Ik zeg altijd: “Niet wat je bent is wat je beperkt, maar wat je denkt dat je niet bent.”
Hulp vragen is geen teken van zwakte, maar een teken van moed. Ik heb hulp ingeroepen van Koninklijke Visio om te leren leven met de beperkingen die ik heb. En in de huidige situatie vraag ik hulp aan mijn trainers in de afstemming van het programma. Thuis doe ik dit ook en helpt het mij om duidelijke afspraken te maken over het dagritme. Wanneer ik train, hou ik focus door mij niet te laten afleiden. Een duidelijke afspraak voor mij, mijn gezin en mijn omgeving.
Vind je eigen weg! Het heeft geen zin om anderen te kopiëren. Wat voor de een werkt, hoeft niet voor de ander te werken. Het leidde mij, achteraf, ontzettend af dat ik succesvolle para-atleten wilde nadoen. Hierdoor verloor ik het zicht op de waarde van mijn eigen prestaties en ontwikkeling.
Maar bovenal helpt een stuk positiviteit mij om focus te houden. Van je fouten leer je, maar het werkt wel veel prettiger als je eerst stil staat bij alles wat al goed gaat. Vanuit die stevige basis kijk ik met mijn trainers naar wat er nog beter kan. Zo voorkom ik dat er een waslijst van punten komt waar ik nog aan moet werken en in een negatieve sfeer terecht kom.